Dweilen

Je dweilt gladde vloeren zoals zeil, tegels en laminaat.

De keuken moet je altijd dweilen. De keukenvloer wordt vies van het koken en kruimels.

De badkamervloer moet je altijd dweilen. Je moet niet stofzuigen waar het nat is.

In de andere kamers dweil je alleen als er vieze vlekken op de gladde vloer zitten. Bijvoorbeeld vieze voetstappen of opgedroogde koffievlekken.

Emmer met sop.

Een mop.

Of een vloerwisser.

Of een dweil om een trekker heen.

Dweilen doe je met een sopje. Je kunt dweilen met een dweil, een mop of een vloerwisser.

Voor je gaat dweilen ruim je op en je kunt de stoelen op tafel of aan de kant zetten.

Je dweilt via een vaste volgorde. Dan kun je niets vergeten. Je begint met dweilen in de hoek die het verste bij de deur vandaan is. Dan dweil je naar de andere hoek. Zo dweil je steeds heen en weer.

Zorg ervoor dat je achteruit loopt als je dweilt. Tot je bij de deur bent. Dweil richting de deur. Je hoeft dan niet meer over de natte vloer te lopen. Laat de vloer eerst drogen voor je de spullen terug zet of legt.

Als je klaar bent ruim je alles op. Je gooit je sopje weg in een spoelbak of de wc. Je spoelt de emmer na en maakt de emmer droog.

De dweil, vloerwisser of mop laat je drogen. Daarna doe je die in de wasmand.

De gladde vloeren kun je eerst stofzuigen, dan dweil je gemakkelijker.

Je kunt geen nattigheid opzuigen. Dat is gevaarlijk. Er kan kortsluiting komen.

Als je sopje vies is en je bent nog niet klaar, maak dan een nieuw sopje.