Drogen en opruimen

Na het wassen moet je de was drogen, aan de waslijn of op een rekje. Of in de droogtrommel. Als het mooi weer is, kun je de was buiten hangen. En anders in je huis.

Wasknijpers gebruik je als je de was ophangt. De was waait dan niet weg. En het glijdt niet van je rekje.

Leg natte was niet op je bank of bed. Dan krijg je natte plekken.

Jurkjes, jasjes en blouses kun je ook op een kleerhanger laten drogen. Dan kreuken ze niet zo erg.

Dit teken betekent dat het kledingstuk in de droger mag. De puntjes geven aan of het op een normale temperatuur of een lage temperatuur mag.

Als de droger klaar is haal je alles eruit. Wacht niet te lang, anders komen er veel kreukels in. Maak de filters en opvangbakken regelmatig schoon. Was kan krimpen in de droger.

Je kunt de was op je bed opvouwen, dan heb je genoeg plek voor alle stapeltjes. En ze gaan niet kreuken. Zo passen ze goed in je kast, en je vindt je kleren ook snel terug. En je ziet of er iets bijna op is.

Dit pictogram betekent dat je het kledingstuk mag strijken. Kijk op het label hoe heet je mag strijken. Blousen en broeken strijk je.

Als je dezelfde kleren bij elkaar legt of hangt in de kast, kun je ze makkelijk vinden.

Je hebt ook kleren waar je geen vouwen in wilt. Dat kan een overhemd of een jurk zijn. Op een hangertje kreuken deze kleren niet zo snel.

Opgevouwen wasgoed leg je op de planken. Nette kleding hang je op een kleerhanger. Sokken en ondergoed kun je in een la of mandje doen. Ga niet proppen.